Parijs 1900-1940
Parijs was van oudsher de westerse hoofdstad van de kunst. Ook aan het begin van de twintigste eeuw rommelde en broeide het er. Buitenlandse kunstenaars werden gelokt door de moderne ontwikkelingen, maar hielpen ook mee deze ontwikkelingen vorm te geven.
In enkele jaren volgden de schandalen en confrontaties elkaar op: de onnatuurlijke kleuren van de fauvisten tegenover de hoekige vormen van de kubisten. De abstracte kunstenaars probeerden ook voet aan de grond te krijgen en zagen begin jaren ’30 de figuratieve kunstenaars van het surrealisme tegenover zich. Henri Matisse was een Fransman, maar Pablo Picasso, Piet Mondriaan en Marc Chagall waren ‘import’. En wat deden de beeldhouwers, zoals Constantin Brancusi en Ossip Zadkine? Al het werk was te zien bij verzamelaars, in galeries en tijdens tentoonstellingen, en zo maakte ook het grote publiek kennis met de nieuwste ontwikkelingen. In kranten en tijdschriften wisselden manifesten en recensies elkaar af.